“In dit lokaal (te klein, te rumoerig) en met deze leerlingen (dit zijn typische vmbo-leerlingen op het havo) kan ik geen kwaliteit leveren”, “met zo’n directie is het geen wonder dat ik me vaker ziek meld”, “met deze collega’s kan ik de motivatie niet meer opbrengen” en “in het verkeer lijk ik wel de enige die een beetje normaal rijd” zijn een paar willekeurige voorbeelden van ‘externe attributie’ of het probleem ‘buiten jezelf leggen’.
Een gezelschapsspel dat in bedrijven en organisaties met veel enthousiasme en heel serieus gespeeld kan worden; het lijkt plezieriger en veiliger om de oorzaak van een probleem buiten jezelf te zoeken dan om aan serieuze zelfreflectie te doen; wat kan ik hier zelf aan doen? Wat doe ik fout, dat hij zo gek doet? Hoe komt het nou toch dat ik telkens in dit soort situaties terechtkom?
Als ik aan coachees vraag wat ‘externe attributie’ hun oplevert zijn er een paar mogelijke antwoorden. Of ze gaan me nogmaals uitleggen dat ze groot gelijk hebben met hun attributie want zij hebben echt hele vervelende collega’s en hele slechte leidinggevenden (de ‘volhouders met een schepje erbovenop’) of ze verzuchten: “het levert niets op, alleen maar frustratie en irritatie”. Het levert echter nog iets anders op en dat is dat je jezelf niet confronteert met mogelijk falen of met minder effectief gedrag van jezelf. Op de korte termijn vermijd je dus mogelijke negatieve gevoelens over jezelf en dat is fijn. Je ontneemt jezelf echter ook een kans om te leren en dat is jammer. ‘Stralend falen’ en hier vervolgens vrolijk van leren is een kwaliteit die je kunt ontwikkelen.
Samenvattend: als je het onaangenaam vindt om blootsvoets op deze aardkloot rond te wandelen, dan kun je proberen om de hele wereld met leer te bekleden, maar je kunt ook besluiten om schoenen aan te doen…