De reiziger liep van het dorp in het dal naar het dorp op de berg. Halverwege ontmoette hij een monnik die aan het werk was in de berm van de weg. De reiziger vroeg: ‘Vertel eens broeder, hoe zijn de mensen in het dorp op de berg?’ ‘Hoe waren de mensen in het dorp waar je vandaan komt?’ vroeg de monnik. ‘Die waren bepaald niet aardig, ze nodigden me niet uit en leken liever te hebben dat ik weer wegging’ zei de reiziger. ‘Helaas’, zei de monnik, ik ben bang dat het in het dorp op de berg niet anders zal zijn.’
Even later kwam er een tweede reiziger langs de monnik die van de berg afdaalde naar het dorp in het dal. De man zei: ‘vertel eens broeder, hoe zijn de mensen in het dorp in het dal?’ ‘Hoe waren de mensen in het dorp waar je vandaan komt?’ vroeg de monnik. ‘Nou’, zei de man, ‘die waren heel erg aardig, zo vriendelijk en ik werd overal uitgenodigd om te komen eten.’ ‘Dan denk ik’, zei de monnik, ‘dat de mensen in het dal precies zo zullen zijn.’